- openlijk
- {{openlijk}}{{/term}}1 [openbaar, onverholen] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 ouvert; 〈bijwoord〉 ouvertement2 [in het openbaar] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 public 〈v.: publique〉; 〈bijwoord〉 publiquement♦voorbeelden:1 openlijke geweldpleging • violence publiqueopenlijk aanvallen • attaquer (qn.) de frontiemand openlijk de waarheid zeggen • dire la franche vérité à qn.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.